Inleiding op de tentoonstelling

Work in progress

OHRA-gebouw 08-04-2005
Nijmegen

Jaap Bremer

Het zien van beeldende kunst, vooral van eigentijdse kunst, is lang niet altijd een prettige, ogenstrelende ervaring, een warm bad voor de geest en voor de zinnen. In dit opzicht ben ik het geheel eens met de schrijfster en beeldend kunstenaar Pam Emmerik, die in haar pakkende en soms behoorlijk uitdagende bundel beschouwingen over kunsten en leven schrijft: "Ik was er van overtuigd (en dat ben ik nog steeds en als dat dommig is moet dat maar), dat kunst er is om mensen gelukkiger te maken. Soms direct, door schoonheid, soms via een omweg, door je te confronteren met de zwarte kanten van het bestaan, die met de schoonheid contrasteren, zodat die des te duidelijker uitkomt. "

Pam Emmerik gelóóft in kunst, ondanks alles —in die van vroeger en nu- en haar bundel essays heet ook niet voor niets "Het wonder werkt".

Kunst gaat over leven en geeft ons hoop, al is die soms maar flinterdun. Zij brengt ons als het goed is, in een staat van verwondering en euforie, maar ook vaak in een staat van ontreddering, door de spiegel die zij ons en onze samenleving voorhoudt.

De tentoonstellingen hier in het Ohra-gebouw vertonen hetzelfde beeld: soms kunst die verfraait en ons pure schoonheid biedt en vervolgens werk dat op zoek is en dieper graaft.

Bij deze presentatie van Diane Dyckhoff gaat het hier dit keer om werk, dat om aandachtige beschouwing en bezinning vraagt.

Het is zeker niet eenvoudig om in een paar zinnen de thematiek te schetsen van haar werk, omdat haar thematiek, los van de uiteenlopende onderwerpen van elke tekening, installatie of object afzonderlijk, zoveel verschillende aspecten en lagen heeft, die onderling vervolgens vaak weer subtiele verbanden vertonen.

De onderwerpen van haar werken —dat wat je in werkelijkheid ziet- lijken ver uit elkaar te liggen. Om u even een indruk te geven noem ik er enkele:

  • een uitgedroogde kikker, omwikkeld met een wit verband of
  • het prachtige skelet van de kop van een meeval, dat doet denken aan een crucifix (Voor Diane Dyckhoff zijn skeletten overigens materiaal voor "sierraden")
  • een keramische sculptuur van de lendendoek van de gekruisigde Christus op het beroemde altaarstuk van Lesenheim in Colmar, dat Mathias Grünewald tussen 1512 en 1516 schilderde. Zij maakte deze lendendoek tot een zelfstandige sculptuur.
  • Een reeks aan elkaar genaaide vissenhuiden.
  • Een mysterieuze tekening van een Japanse godin, rondom overwoekerd door de grillige takken van rode koraal.
  • Een bijzonder zelfgemaakt boek met tekeningen en collages; je ziet doorsneden van het menselijk hoofd, met symbolen voor gevoel en verstand, bladeren van de Japanse Ginko boom, een prachtig dubbelblad uit een regenwoud van Peru en een gedroogde Judaspenning. Dit alles in een omslag, dat door haar is bedekt met zeewier en as. Het boek heet "Vanitas".
  • Japanse sumoworstelaars, vechtend in een blauwe zee.
  • En dan de grote transparante tafel met een rol papier van 17 meter lang, waarop een hele reeks tekeningen zijn te zien van abstracte rasterpatronen, van een kinderjasje, maar ook van kikkers, inktvissen, en van een vrouw met kind.
Ik laat het hier even bij.

Het is, zoals u hoort, een heel bijzondere wereld waar je als kijker in terechtkomt, een wereld van planten, dieren, gesteenten, schelpen of van oude culturen, een wereld die mijlen ver lijkt af te staan van ónze huidige snelle consumptiecultuur, van onze wereld van computers, mobiele telefoons, vliegtuigen en glasharde architectuur.
De wereld die we in haar werk terugvinden is er een van miljoenen, of misschien wel miljarden jaren terug, máár — en daar gaat het Diane Dyckhoff denk ik om — in wezen ook van nu.
Na een bezoek aan haar atelier in een oud kerkje op een terp in Overasselt vroeg ik mij af: " wát kenmerkt nu haar werk het meest? "
Mijns inziens zijn er zeker twee karakteristieken van te geven:

die van een sterke behoefte aan ordening, aan het zoeken en aanbrengen van patronen. Dit zijn vaak letterlijk knippatronen, die uitgroeien tot abstracte patronen of patronen van menselijk gedrag
en ten tweede een hevige alles overheersende fascinatie voor de natuur. Dit laatste is misschien wel de belangrijkste karakteristiek. Natuur is voor haar niet alleen kracht en schoonheid. Maar ook het verloop van cyclische processen: het ontstaan, groeien en vergaan.
Alle gedroogde dieren, skeletten, fossielen, bladeren in haar werk getuigen hiervan, als overblijfselen van leven, als vorm van overgang en metamorfose.

In haar opvatting van natuur past, als ik het goed heb, ook de overweging dat mens en dier soms bijna inwisselbaar zijn en in zekere zin evenwaardig. Vaak is het dier zelfs verstandiger en socialer. Een intrigerend werk in dit verband is het object, waarin zij het verdroogde, nog intacte stoffelijk overschot van een kat op een respectvolle, wel haast "menswaardige" wijze begraaft of liever de laatste eer bewijst. Zij creëerde voor deze kat namelijk een wonderlijk koffertje dat, net zoals bij een mummie, de omtrek van de overledenen heeft. De binnenzijde ervan voorzag zij van een diep koninklijk blauw en daarin legde zij de kat ter ruste. De buitenzijde van het koffertje bekleedde zij met takjes van de wilde wingerd om daarmee aan te geven hoe de kat tijdens zijn of haar leven rende, rondsprong en in bomen klom. Zij gaf dit object de titel "Sarcofaag voor de gelaarsde kat".

Zó zit elk werk van Diane Dyckhoff vol met betekenissen en verwijzingen. Een totaal ander voorbeeld hiervan is de recente serie keramische beelden, "Het gestolde leed", die ik zojuist al vermeldde, waarin de geknoopte lendendoek van Christus verschijnt als een nagenoeg abstracte vorm. Maar tegelijkertijd als een dramatisch symbool voor leed en opoffering.

Tot zover enkele voorbeelden

Nog één vaststelling. Het is opvallend dat de twee genoemde eigenschappen van haar werk, de gevoelige ordening en de aandacht voor de natuur, tot op de dag van vandaag óók een zeer grote rol spelen in de traditionele beeldende kunst in Japan. Diane Dyckhoff is bijzonder geboeid door de kunst en cultuur uit dit land, dat zij meerdere malen bezocht. Dat ik die voorliefde deel is één van de redenen dat ik hier sta.

Japan is, zoals u weet, hét land van de cultuur van de verfijning, van de schitterende patronen en de afgewogen kleuren, maar ook van de diepgewortelde eerbied voor de natuur. Vele Japanners beschouwen zichzelf als van een zelfde orde als een berg, een boom of een dier. Een gedachte die ons westerlingen heel vreemd is. De mens is in hun ogen deel van de natuur. De mens staat niet bóven of tegenóver de natuur, zoals wij vaak denken, maar is daaraan gelijk. Traditioneel wordt in de Japanse cultuur het universum opgevat als één enkele, ondeelbare manifestatie van materie en geest. Ook de twee grootste spirituele stromingen in Japan — het Boeddhisme en het Shintoïsme - wijzen steeds op de eenheid van het goddelijke en de natuur.

In dát Japan — en niet zozeer in het Japan van de computertechnologie of auto-industrie - voelt Diane Dyckhoff zich thuis, als een vis in het water.

Dames en heren, in het werk van Diane Dyckhoff tuimelen, zoals u zult zien, mensfiguren, vrouwen, kinderen, vruchten, fossielen, bladeren, wieren, reptielen, vissen, kikkers in grote getale over elkaar heen, regelmatig afgewisseld door patronen die voor odering zorgen.

Maar waar gáát haar werk in wezen over? Wát is, als je dit zou willen en kunnen aanduiden, het overheersende gevoel of idee in haar oever?

In mijn beleving staat uiteindelijk de mens en de natuur centraal en is haar werk doordrongen van het idee van vergankelijkheid, van de vóórtdurende verandering van alles wat leeft en van de gedachte dat alles een onderdeel is van één ondoorgrondelijk geheel.

Diane Dyckhoff toont ons de uiterst persoonlijke en poëtische verbeelding van háár visie op het menselijk, maar ook het dierlijk en plantaardig bestaan en op de talloze vormen, waarin het leven verschijnt en verdwijnt.

Om haar opvattingen te illustreren zou ik ter afsluiting van deze inleiding graag een prachtig fragment willen voorlezen uit de "Metamorphosen" van Ovidius. Het zijn regels, die Diane Dyckhoff zélf koos als motto voor een catalogus bij een tentoonstelling in 1998 in de Bergkerk in Deventer.


Niets houdt zijn eigen aanschijn. De vernieuwster aller dingen, Moeder Natuur, laat elke vorm ontstaan uit andere vormen.

Geen enkel ding in dit heelal, geloof me, gaat teloor,

Maar alles wisselt en vernieuwt. Men spreekt van een geboorte als er iets anders aanvangt dan er was, en sterven is ophouden met hetzelfde zijn.

En toch, het groot geheel blijft wel bestaan, al schuift er nog zoveel van hier naar daar.